Ondergrond vormt prijswinnend museum De Bastei

In de oorspronkelijke plannen voor De Bastei in Nijmegen was de ondergrond belangrijk vanwege de extra vierkante meters die dat zou kunnen opleveren. Uiteindelijk is de ondergrond – of meer specifiek, wat erin gevonden werd – een bepalende factor geworden in het eindresultaat. Het feit dat het museumgebouw ‘je letterlijk de ondergrond laat beleven’, was voor de jury van de Schreudersprijs een belangrijke reden om De Bastei uit te roepen tot winnaar van 2019.

De Bastei aan de Waalkade is een deels ondergronds museum aan de voet van de Valkhofheuvel in het centrum van Nijmegen. Het is een museum voor natuur en cultuurhistorie, waarin Staatsbosbeheer, Natuurmuseum Nijmegen, museum De Stratemakerstoren, IVN Rijk van Nijmegen en Rijkswaterstaat samenwerken. Staatsbosbeheer heeft er een bezoekerscentrum over het natuurgebied de Ooijpolder, onderdeel van de Gelderse Poort, dat bijna pal voor het museum begint.

(Foto: Ger Neyenhuyzen)

Bezoekers maken een wandeling door het verleden van de stad. Een verleden dat teruggaat tot in de Romeinse tijd. De verschillende grondlagen zijn als de pagina’s van een geschiedenisboek; aan de hand van archeologische vondsten daal je via middeleeuwse verbindingsroutes en muurresten van een veertiende-eeuws stenen huis af naar een Romeinse stadsmuur uit de tweede eeuw. Via verschillende verdiepingen in De Bastei komt de bezoeker uiteindelijk op het dakterras met fantastisch uitzicht over de Waal. “Het is alsof je midden in een historisch stadje je weg moet vinden. Het is een ruimtelijke puzzel. Het museum lijkt daardoor veel groter dan het in werkelijkheid is. Die schijnbare eindeloosheid, het dwalen, verwonderen en ontdekken, bepalen in belangrijke mate de beleving van de bezoeker”, vertellen de architecten. De bastei zelf, eens een enorme hoefijzervormige zestiende-eeuwse verdedigingstoren, onderdeel van de vestingmuur, vormt de kern van het museum.

Het oude met het nieuwe verbinden

Marc van Roosmalen en Marlène van Gessel (Van Roosmalen Van Gessel Architecten) zijn verantwoordelijk voor het winnende ontwerp. In een verkennend gesprek over hun gezamenlijke creatieve geschiedenis komen we alle aspecten die De Bastei bijzonder maken, steeds weer tegen. De samenwerking tussen de twee architecten dateert al van de opleiding. Marc en Marlène: “Als eindopdracht hebben we een gebiedsontwikkelingsplan gemaakt voor een historische stad in het oosten van het land, waarvoor we naast het ontwerp van het stedenbouwkundig plan tot en met het meubilair ook alle ontwerpen voor diverse gebouwen hebben gemaakt. Toen hadden we al een fascinatie voor het verbinden van de historie met het heden en werden geïnspireerd door voorbeelden uit Italië en Spanje, waar op ravissant moderne wijze het historische met het nieuwe werd verbonden. Dat wilden wij: betekenisvol revitaliseren, nieuw leven inblazen in plaats van alleen maar restaureren. Zo’n aanpak vergt veel onderzoek. Je moet als het ware leren luisteren naar het gebouw en zijn omgeving. Wat wil het? Hoe kun je de eigenheid versterken, wat ontbeert het?”

“Het eerste project dat na die eindopdracht volgde, was een oud klooster midden in Maastricht, een beschermd stadsgezicht in een uiterst kritische omgeving. De houding waarmee dat Maastrichtse project benaderd is en de oplossingen die daar ontwikkeld en gerealiseerd zijn, waren voor de gemeente ’s-Hertogenbosch aanleiding om contact met ons op te nemen. Ook daar streefde men naar behoud van het oude in combinatie met vernieuwing, ofwel de belvedèregedachte ‘behoud door ontwikkeling’. Dat was het begin van een achttien jaar lang durende samenwerking, waarbij zes kilometer vestingmuur rond de historische binnenstad van ’s-Hertogenbosch is verkend en vervolgens fasegewijs is hersteld, herontwikkeld en geladen is met nieuwe betekenis. En dat project bracht ons vervolgens bij De Bastei in Nijmegen.”

Van belemmering naar kans

“In Nijmegen hebben we eerst een haalbaarheidsstudie gemaakt. Hoeveel vierkante meter tentoonstellingsoppervlak is op deze locatie met de bastei als kern maximaal te realiseren? De gemeente Nijmegen wilde een tweetal kleinere musea en enkele natuurorganisaties bij elkaar in één gebouw onderbrengen met als doel bundeling van krachten en inhoudelijke versterking op een gezamenlijke locatie.”

“Net als bij eerdere projecten bleek werkende weg dat de bodem anders dan tevoren aangenomen ongekend veel verrassingen bevatte. Het is een sport om met respect voor wat gevonden wordt, het onverwachte als kans op te pakken. Op deze plek stond een bouwwerk waarin we in eerste instantie geen verdedigingstoren herkenden. Bovendien heeft een bastei aan de rivierkant, de aanvalszijde, een volkomen gesloten gevel. We moesten een andere plek vinden voor een goede toegang. We vonden ruimte aan de noordwestzijde van de Valkhofheuvel pal onder de duizendjarige Nicolaaskapel. Door het maaiveld op te tillen, ontstond daaronder ruimte voor de entree en voor het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer. Vanaf de entree daal je af naar het middeleeuwse maaiveld onder de straat de Lange Baan. Die ruimte, de straat tussen de Valkhofheuvel, een stuwwal uit de ijstijd, en De Bastei bleek in de loop der eeuwen juist meters omhoog gekomen te zijn.”

Bij de eerste slag van de shovel stuitten we toen op archeologie, precies op de plek waar we de start van de routing door het museum hadden gepland.

“Dat we in een archeologisch rijk gebied zaten, was bekend. Natuurlijk zijn er vooraf proefsleuven gegraven. Maar door instabiliteit van de grond was de diepte van die proefsleuven beperkt. Pas nadat we verankerde CSM-wanden hadden gevormd om de Valkhofheuvel op zijn plek te houden, konden we het gebied tussen de Valkhofheuvel en de bastei ontgraven. Bij de eerste slag van de shovel stuitten we toen op archeologie, precies op de plek waar we de start van de routing door het museum hadden gepland. Al snel stonden alle uitgangspunten op hun kop. Er werd besloten door te graven en de archeologica vrij te leggen tot we alles wisten, om vervolgens de plannen aan te passen. Dat de vondsten behouden moesten blijven, stond buiten kijf. Bij de bouw van het Casino aan de Waalkade was tachtig meter Romeinse muur afgevoerd, een trauma voor Nijmegen. Dat wilde men nooit meer. Het betekende vertraging, maar meteen ook veel extra belangstelling voor het project. De bijzondere vondsten riepen ineens allerlei vragen op over de ontwikkelingsgeschiedenis van Nijmegen.”

Behoud van archeologie in situ en deze opnemen in de aangepaste plannen, betekende dat het aantal vierkante meters dat voor het totaalprogramma nodig was, onder druk kwam te staan. Marc en Marlène: “Dat konden we ruimtelijk gezien oplossen, maar daarmee gingen we wel over de oorspronkelijke projectgrenzen heen. Er was zelfs een aanpassing van het bestemmingsplan nodig. De bouw kwam een half jaar stil te liggen. Tegelijkertijd fungeerden de onverwachte vondsten als vliegwiel voor het project. Er ontstonden nieuwe mogelijkheden, zoals het aan de binnenzijde van de CSM-wand zichtbaar maken van dwarsdoorsneden van oude beerputten en de archeologische jaarringen in de ondergrond. We ontwierpen een nieuwe routing, waarbij je de historie ziet en voelt. Het feit dat je door al die tijdslagen kunt dwalen en die kunt beklimmen en aanraken, maakt dit museum zeer bijzonder.”