Ondergrondse koelcentrale voor grootste nieuwbouwproject van Europa

Rotterdam heeft definitief de Maas ontdekt als bron van energiebesparing. Eneco realiseert in De Rotterdam, met 160.000 vierkante meter het grootste nieuwbouwproject van Europa, een koelcentrale die gebruikmaakt van Maaswater. Op de tekentafel ligt een compleet ondergronds netwerk, dat ook de koeling van toekomstige panden op de Wilhelminapier kan regelen.

Eneco levert voor De Rotterdam Maaswaterkoeling, verwarming en warm water uit het lokale warmtenet. Duurzame elektriciteit wordt ter plaatse geproduceerd door een bio-warmtekrachtkoppeling (WKK) op biodiesel. Het totaal aan maatregelen zorgt voor een CO2-reductie van vierenveertig procent. De combinatie van Maaswater en koelmachines zorgt voor vijfenveertig procent reductie van het energieverbruik ten opzichte van conventionele installaties. Energiebedrijf Eneco committeert zich aan dat resultaat door de prestatierisico’s, het onderhoud van de installaties en de exploitatie voor de komende vijftien jaar voor haar rekening te nemen.

De hoge ambities op het gebied van energiebesparing komen voort uit de doelstellingen van het Rotterdam Climate Initiative (RCI), dat is gericht op vijftig procent minder CO2 en honderd procent klimaatbestendig in 2025. Die doelstelling kwam naar voren in de vergunningverlening aan MAB voor de ontwikkeling van De Rotterdam.

Eind 2013 zou De Rotterdam er ’s avonds zo uit moeten zien. (Beeld: De Rotterdam C.V.)

Koeling op grote schaal
De Rotterdam is een ‘verticale stad’, ontworpen door architect Rem Koolhaas. Het gebouw bestaat uit drie torens met daarin appartementen, kantoor- en congresruimte en een hotel. De onderste verdiepingen bieden plaats aan horeca en vrijetijdsvoorzieningen. Onderin bevindt zich ook een parkeergarage van vijf verdiepingen. Twee lagen liggen ondergronds en daar staat een koelcentrale die in aanvang uit drie koelinstallaties van ieder tweeduizend kilowatt zal bestaan. Voor Nederlandse begrippen is dat een enorme capaciteit. De installaties moesten dan ook uit de Verenigde Staten komen. Er is ruimte vrijgehouden voor nog eens deze capaciteit ten behoeve van toekomstige bebouwing op de Wilhelminapier.

In de kade van de Maas heeft Züblin in opdracht van Eneco tot zes meter diepte geboord om op die diepte een inlaat voor het koude water en een uitlaat voor opgewarmd water te creëren. Van Galen Klimaattechniek realiseert de installatie van de koelmachines en de aansluiting van het koudenetwerk op het inpandige installatiewerk. Op de in de kade aangebrachte pompen is een ondergronds leidingnetwerk aangesloten dat door de waterkerende wanden van de parkeergarage gaat en uitkomt bij de koelmachines. En in en rond het gebouw zijn voorbereidingen getroffen voor toekomstige aftakkingen, zodat het lokale koude netwerk snel en gemakkelijk kan worden uitgebreid.

Een van de pompen wordt in de kade gemonteerd. (Foto: Eneco)

“Wat we nu ten behoeve van De Rotterdam aanleggen, is al het grootste wat op dit gebied ooit in Nederland is gerealiseerd. En er wordt de komende jaren nog veel bijgebouwd op de Wilhelminapier”, vertelt Peter Schaap, senior projectleider Eneco Warmtenetten. “De vraag naar koude zal afhangen van wat er precies gerealiseerd zal worden. Voor de warmtevoorziening konden we van meet af aan anticiperen door twee hoofdtransportleidingen in de kaden aan te leggen. Voor koude was dat vanwege de onzekerheid niet haalbaar. Maar we hebben wel steeds rekening gehouden met de mogelijkheid van uitbreiding. We hebben ook vergunningen om het netwerk over de hele Wilhelminapier uit te rollen, maar we kiezen voor modulaire uitbreiding. We hebben wel meteen voor voldoende capaciteit in de kade gezorgd, zodat we niet onnodig hoeven te graven.”

“Voor het masterplan hadden we niet alleen te maken met het  leidingenbureau van de gemeente Rotterdam, maar ook met het Havenbedrijf. We hebben bijvoorbeeld moeten aantonen dat de pompputten stevig aan de kade zouden worden verankerd en er geen risico bestaat dat deze gaan opdrijven bij hoogwater. Daar hebben we wel even aan moeten rekenen. Maar over het algemeen brengt het verkrijgen van vergunningen voor deze specifieke toepassing niet meer werk met zich mee dan dat voor andere kabels en leidingen.”